Maasdijk (Van der Kuy & Van der Ree)


De Rotterdamse ondernemers Van der Kuy & Van der Ree hadden in 1905 nog een machinefabriek in de Infirmeriestraat 5 aan het Boerengat in Rotterdam. Volgens het Rotterdams adresboek – uitgave 1907 hadden zij hun bedrijf verplaatst naar de Ruigeplaat 3 a-b in het stadsdeel Delfshaven. Ze stonden daar tot ca. 1912 te boek als ‘Specialisten in Tandraderen‘. Daarna stonden zij ingeschreven onder de noemer ‘Machinerien’. Het bedrijf bestond buiten A. van der Kuy en H. van der Ree nog uit een derde firmant, de heer G.J. van der Kuy. Deze laatste bleef firmant, maar begon rond 1908 een machinefabriek aan de Plantageweg in Rotterdam.

In 1914 werd aan de Keileweg 6-8 in Rotterdam een kleine scheepswerf opgezet. Ze dreven deze onderneming  onder de naam NV van der Kuy en Van der Ree’s Machinefabriek en Scheepsbouwwerf, fabriek van Machinerien.  Zij maakten daar schepen – sleepboten, vissersschepen en kleine vrachtschepen – en tekenden ook voor de voortstuwing van de schepen. Deze werf die zowel in 1915 als in 1916, ondanks de slechte jaren ontstaan door de Eerste Wereldoorlog, een bescheiden winst maakte mikte op een grotere werf voor de bouw van grote vrachtschepen.

De Rotterdammers dienden bij de gemeente Schiedam in 1917 een verzoek in voor het verkrijgen van 2 HA grond in de buurt van de Schiedamse Watertoren, met een optie voor nog eens 3 HA, mocht daar in de toekomst aanleiding voor zijn. In juli 1917 werd die toestemming verleend door B & W van Schiedam en kon de bouw en inrichting van de nieuwe scheepswerf ‘Maasdijk’ in Schiedam beginnen. De erfpacht voor het terrein bedroeg ƒ 12.323,- per jaar. De erfpacht van het bijbehorende water voor de werf aan de rechteroever van de Nieuwe Maas, ter grootte van 3800 m2, werd vastgesteld op ƒ 400,- per jaar.  Meteen al werden in het contract voor de erfpacht bepalingen opgenomen, die betrekking hadden op een toekomstige grenswijziging van Schiedam en Rotterdam. Door de oorlog waren de gesprekken tussen de delegaties van Schiedam en Rotterdam hierover vertraagd. Het contract voor de erfpacht werd daarom aangegaan voor de duur van vijf jaar. Nog tijdens deze periode zou de werf ‘Maasdijk’ binnen de Gemeente Rotterdam komen te vallen. Door de Gemeente Schiedam werd in januari 1918 een budget  van ƒ4600,- vrijgemaakt voor de aanleg van een weg achter Werf Gusto langs naar de nieuwe werf ‘De Maasdijk’. Het benodigde kapitaal voor de uitbreiding van een extra werf werd door Van der Kuy en Van der Ree verkregen door de uitgifte van nieuwe aandelen ter waarde van ƒ1.000.000,- in 1917.

Werfstempel afkomstig van het bouwplan van het ss Alwaki
Toegestuurd door F.M.E.W. Haalmeijer, publicist over rederij Van Nievelt Goudriaan & Co.

Op 15 mei 1918 wordt bij de gemeente Schiedam een Hinderwetvergunning aangevraagd voor haar nieuw te bouwen scheepswerf. Die vergunning wordt officieel toegekend op 13 augustus 1918. In maart van het boekjaar 1919 vraagt de onderneming of zij een terrein direct aansluitend op haar erfpachtgrond er tijdelijk bij kan huren. Dat terrein lag tussen de werf ‘Maasdijk’ en ‘Werf Gusto’. De gemeenteraad besloot de grond ca. 6500 m2 te verhuren voor een periode van drie jaar tegen een tarief van 50 cent per m2.

Halverwege 1918 was de nieuwe werf ‘Maasdijk’ in Schiedam bijna gereed. Op de nieuwe helling was men al begonnen met de kiellegging van een 1100 ton’s vrachtschip, dat op 24 april 1919 te water werd gelaten. Het vrachtschip, de ‘Damsterdiep’ (Bouwnummer 31), werd gebouwd in opdracht van de Hollandsche Vrachtvaart Maatschappij te Rotterdam. Op 1 mei 1919 ontving de Schiedamse werf ‘De Maasdijk’ de opdracht voor de bouw van twee vrachtschepen met passagiersaccommodatie voor 12 personen van 7800 ton elk voor rederij Van Nievelt, Goudriaan & Co. te Rotterdam.

In juni 1920 maakten de huisbankiers Marx & Co.’s Bank te Rotterdam en de heren Kerkhoven & Co. te Amsterdam bekend, dat zij op 11 juni de inschrijving zouden openstellen van ƒ 1.000.000,- gewone aandeden, en op ƒ 1.000.000,- obligaties. In de toelichting tot het prospectus verklaarde de directie o.a:

“De ontwikkeling van het bedrijf kan in het kort worden geschetst door vermelding van de omvang der in de laatste vijf jaren afgeleverde werken. Deze bedroegen in ronde cijfers over 1915/16 f 320.000, in 1916/17 f 750.000, in 1917/18 1.369.000, in 1918/19 f 1.602 000 (en dit bedrag steeg over het op 28 februari 1920 geëindigde boekjaar tot f 4.107.000. Begin 1919 kwam de werf aan den Maasdijk in bedrijf. In het eerste jaar werden alreeds drie schepen met een inhoud van totaal 3300 ton te water gelaten en afgeleverd een vierde schip van gelijke grootte komt eerstdaags gereed. Terwijl twee schepen elk groot 7500 ton in aanbouw zijn. De afdeeling rnachinebouw was voortdurend in vol bedrijf. In verband met den grooteren omvang van het bedrijf acht de directie het wenschelijk tot versterking der bedrijfsmiddelen over te gaan. Daarom is tot deze uitgifte besloten”. Verder lezen..........

De bank Marx en Co. kwam deze financiële ’tegenvaller’ niet te boven. Temeer daar de bank meerdere klanten in portfolio had, die kort na elkaar failliet gingen. De bank hield op te bestaan.
Tekst: Scheepsbouwmuseum.nl 
Foto: Collectie St. Erfgoed Werf Gusto / fotograaf: K.L.M. Aerocarto NV
Nageljongens waren jongens in de leeftijd 14-15-16, die zorgden dat de hete klinknagels bij de klinkers terechtkwamen.
Bouwlijst scheepswerf ‘Maasdijk’

Laatst bijgewerkt op: 3 oktober 2022